Samen werken voor werk, voor wie doen we het eigenlijk? Het antwoord ligt voor de hand: voor al die mensen die belemmeringen ondervinden om een betaalde baan te vinden of aan het werk te blijven.
Steeds opnieuw is de vraag: wat is nodig om de kloof richting arbeidsmarkt te overbruggen.
Wat bij de ene werkzoekende een succesvolle aanpak is, blijkt bij een ander helemaal niet te werken. Een statushouder vraagt een andere benadering dan iemand met een licht verstandelijke beperking. En een werkzoekende met een psychiatrisch verleden heeft weer andere ondersteuning nodig. Het codewoord hierbij is maatwerk. Eerst een stevige probleemanalyse en dan pas beslissen welke ondersteuning in het specifieke geval het meest passend is.
Jan-Jaap de Haan, directeur Cedris
Samen werken voor werk, voor wie doen we het eigenlijk? Het antwoord ligt voor de hand: voor al die mensen die belemmeringen ondervinden om een betaalde baan te vinden of aan het werk te blijven.
Steeds opnieuw is de vraag: wat is nodig om de kloof richting arbeidsmarkt te overbruggen.
Wat bij de ene werkzoekende een succesvolle aanpak is, blijkt bij een ander helemaal niet te werken. Een statushouder vraagt een andere benadering dan iemand met een licht verstandelijke beperking. En een werkzoekende met een psychiatrisch verleden heeft weer andere ondersteuning nodig. Het codewoord hierbij is maatwerk. Eerst een stevige probleemanalyse en dan pas beslissen welke ondersteuning in het specifieke geval het meest passend is.
Het bieden van dit maatwerk lukt nog beter als de leden binnen onze alliantie de samenwerking opzoeken en elkaars kennis, ervaring en competenties gaan inzetten. Dit betekent dat je ook een stapje opzij durft te doen als dat in het belang is van de werkzoekende of de werkgever. Niet de eigen organisatie of het eigen instrument of idee staat centraal, maar wat nodig is om een werkzoekende een succesvolle arbeidsplek te bieden. Hiervoor is een open houding nodig en het lef om kritisch de eigen werkwijze en instrumenten te evalueren. We kunnen daarin als alliantie zeker nog groeien, maar de erkenning van elkaars meerwaarde en daadwerkelijk gebruikmaken van elkaars competenties is een belangrijke eerste stap.
Voor wie doen we het eigenlijk? Een vraag die het kabinet zich ook in alle openheid moet stellen. De dappere keuze van staatssecretaris Van Ark om het regeerakkoord open te breken en het loondispensatievoorstel van tafel te halen, dreigt namelijk een bureaucratisch vervolg te krijgen. En dat is niet handig. De brede offensiefplannen zijn ambitieus, maar dreigen op onderdelen een doel op zich te worden. Niet het onderliggende vraagstuk, maar de reeds gekozen oplossing lijkt in een aantal gevallen centraal te staan.
Een concreet voorbeeld is de kabinetskeuze om voortaan landelijk te gaan werken met één loonwaarde-instrument, in plaats van de huidige zeven instrumenten. De veronderstelling is dat dit eenvoudiger is voor werkgevers en allerlei administratief gedoe voorkomt. Niet meegewogen is dat 95% van de werkgevers nu al te maken heeft met slechts één instrument. Het probleem is voor hen niet de verschillende instrumenten, maar de verschillen tussen gemeenten in aanvraagprocedures en betaalmomenten. Het kabinet lijkt op een arts die een patiënt met hoofdpijn een pleister geeft in plaats van een aspirine.
Ik roep het kabinet op om los te komen van vastgelegde oplossingen. Een goede probleemanalyse voorkomt namelijk dat er oplossingen worden aangedragen die het ervaren probleem niet oplossen. Geen pleisters voor hoofdpijn dus. Durf steeds weer de vraag te stellen: Is dit wel de juiste oplossing om de kloof tussen werkgevers en werkzoekenden te overbruggen?
Jan-Jaap de Haan, directeur Cedris